Van oudsher wordt de stichting wel gekarakteriseerd als een doelvermogen: de stichting moest bezittingen hebben [bijvoorbeeld een banksaldo, pand, woonhuis of grond] om een speciaal maatschappelijk of ideëel doel te realiseren. Vroeger werd aan dit kenmerk de eis van een – vaak slechts symbolische – vermogensafzondering ten behoeve van de stichting gekoppeld. Thans stelt de wet deze eis niet meer. Evenmin is voorgeschreven hoe de stichting aan de geldmiddelen komt [te denken valt aan donaties, subsidies, legaten, schenkingen e.d.]. Het is verstandig om in geval van schenkingen of legaten een (kandidaat-)notaris te raadplegen in verband met eventuele schenkings- en successierechten. De stichting zal in ieder geval wel enig vermogen moeten hebben. De officier van justitie kan anders ontbinding door de rechter wegens onvoldoende vermogen verzoeken. Ook hierover kunt u nadere informatie inwinnen bij uw (kandidaat-)notaris.