M en V zijn met elkaar gehuwd geweest op huwelijkse voorwaarden, maar nu gescheiden. Uit het huwelijk zijn twee kinderen geboren, die bij M(=vader) verblijven. M woont in de echtelijke woning, waarvan M en V ieder voor de helft eigenaar zijn. V is opgenomen in een open psychiatrische instelling. Er is sprake van een verstoorde verhouding als gevolg van de psychische problemen van V. Eén van beide kinderen heeft dyslexie. De spanningen die er zijn tussen M en V blijken een nadelige invloed te hebben op dit kind. De kinderpsychiater deelt mee dat als de volledige zorg bij vader berust, dat goed is voor dit kind. Er is dan veel structuur en regelmaat in de woning. M wil rust voor dit kind. Hij verzoekt daarom de kantonrechter om te bepalen dat V de woning niet meer mag betreden en dat alleen hij de woning mag gebruiken. De wet zegt namelijk dat als twee personen eigenaar zijn van een woning zij beiden recht hebben op gebruik van die woning, tenzij de kantonrechter anders bepaalt. Omdat V in een open psychiatrische instelling verblijft, bestaat er de kans dat V op elk moment weer terug kan komen in de woning. Dat zou schadelijk zijn voor de ontwikkeling van het kind dat dyslexie heeft. M stelt dat vanaf het moment dat V niet meer in de woning is, de kinderen een stuk rustiger zijn. M stelt verder dat V bij haar moeder kan gaan wonen als zij niet meer in de open psychiatrische instelling verblijft.
De kantonrechter zegt dat het verzoek in beginsel kan worden toegewezen. De wet geeft hem echter de bevoegdheid om daarbij ook te bepalen dat de gemeenschappelijke woning onder bewind wordt gesteld. In dit geval lijkt de kantonrechter dit gewenst. De woning is namelijk hoewel deze op naam van M en V staat, volledig gefinancierd uit de erfenis, die V heeft gehad. M heeft tijdens de zitting gezegd dat geen afspraak tussen hem en V is gemaakt over de wijze waarop de eenzijdige financiering van de woning zal worden verrekend. M heeft ook gezegd dat hij voornemens is de woning te verkopen en de overwaarde te delen. In dat geval moet niet alleen de overwaarde wordt verdeeld, maar moet ook worden voorzien in de terugbetaling aan V van het bij de aankoop betaalde bedrag. V kan echter gezien haar geestelijke toestand niet haar eigen belangen goed behartigen. Daarom benoemt de kantonrechter een bewindvoerder over het aandeel van V in de woning en over de eventuele vordering die V op M heeft wegens het volledig betalen door haar van de koopsom en kosten van de aankoop van de woning
(Artikel verschenen in De Brug nr. 125)
Bron: De Brug 125