In dit artikel ga ik uit van een echtpaar met 2 kinderen. Partijen hebben een woning (waard 400.000,00 euro), geen hypotheek en een bankrekening van 20.000,00 euro. De man overlijdt, de vrouw is 75 jaar, het vermogen is bij het overlijden van de vrouw nog even groot als bij het overlijden van de man.
Indien de man geen testament heeft, is de wettelijke regeling van toepassing. Dat betekent: alle bezittingen worden eigendom van de langstlevende en de kinderen krijgen een vordering op moeder, groot 70.000 euro. Hierover moet successierecht worden betaald. Dat successierecht moet de langstlevende betalen. De hoogte daarvan hangt af van wat moeder en de kinderen overeenkomen ten aanzien van de over de vorderingen verschuldigde rente (te betalen bij moeders overlijden). Bij een maximale, fiscaal acceptabele rente is het te betalen successierecht voor de twee kinderen samen: 11.790 euro en bij geen rente: 6.750 euro. Daar van de bankrekening ook de begrafeniskosten en eventuele kosten grafsteen moeten worden betaald, zal er weinig geld zijn om de successierechten te betalen of wellicht tekort. Moeder zal dan geld moeten lenen bij de bank om de successierechten te kunnen betalen. Was dit te voorkomen geweest? Het antwoord is ja. Het echtpaar had een testament kunnen maken waarin zij elkaar tot enig erfgenaam hadden benoemd. Dan was de hele nalatenschap door moeder verkregen. Moeder heeft in 2009 een vrijstelling van maximaal 532.570 euro en van minimaal 152.166 euro. De hoogte van de vrijstelling van moeder hangt af van de grootte van het particuliere pensioen dat moeder ontvangt als gevolg van het overlijden van haar man. In ons geval moet moeder een particulier pensioen van meer dan 220.000 euro per jaar ontvangen wil zij slechts de minimale vrijstelling hebben. Dat is bij het gros van de mensen niet het geval. Dus in ons voorbeeld zou bij het overlijden van de man geen successierecht verschuldigd zijn. Het nadeel is echter dat bij overlijden van moeder meer successierecht verschuldigd is dan wanneer de wettelijke verdeling van toepassing zou zijn geweest. Het successierechtelijke nadeel van het benoemen van de langstlevende tot enig erfgenaam kunnen we deels voorkomen door een zogenaamde tweetrapsmaking. Hierbij wordt in feite 2x over de nalatenschap beschikt: de langstlevende wordt de enige erfgenaam en als die overlijdt gaat (het restant van) de nalatenschap naar de kinderen. Voordeel hiervan is dat het successierecht pas betaald behoeft te worden bij het overlijden van de langstlevende; dan zal de woning verkocht worden en is er ook voldoende geld om dat te betalen. Bovendien als de langstlevende de nalatenschap van de eerstgestorvene (deels) heeft opgemaakt, behoeft geen successierecht over het opgemaakte deel te worden betaald. De langstlevende kan het successierecht ook nog verminderen door tijdens haar leven schenkingen te doen.
Wel zal na het overlijden van de man in een akte moeten worden vastgelegd wat tot de nalatenschap van de man behoort en waarop de tweetrapsmaking dus van toepassing is. Dat dient dan op zodanige wijze plaats te vinden dat de administratieplicht, die een dergelijk testament voor de langstlevende met zich meebrengt, in feite niets meer voorstelt.
Indien het vermogen voornamelijk in de woning zit en er weinig geld op de bank is, dan is het langstlevende-enig-erfgenaam testament met een tweetrapsmaking een aan te bevelen keuze.
(Artikel verschenen in De Brug nr. 91)
Bron: De Brug 91