Bij de beoordeling van mogelijke aansprakelijkheid van bestuurders tegenover de vereniging staat centraal de wettelijke regel: iedere bestuurder moet zijn bestuurstaak behoorlijk vervullen.
Uitgangspunt van de wet is een collectieve aansprakelijkheid van het bestuur, als onbehoorlijk besturen schade voor de vereniging veroorzaakt en het bestuur daarover een ernstig verwijt kan worden gemaakt. Ieder jaar moet de ledenvergadering het jaarverslag en het gevoerde beleid goedkeuren. Daarna geldt die collectieve aansprakelijkheid van het bestuur niet meer.
In geval van faillissement van de vereniging kan de faillissementscurator onder omstandigheden het initiatief nemen tot aansprakelijkstelling van de [ex]bestuurders. De aansprakelijkheid van bestuurders tegenover derden [niet leden] ontstaat allereerst als de vereniging niet is ingeschreven in het register van de Kamer van Koophandel. Tevens – en dit vormt de belangrijkste grond voor bestuurdersaansprakelijkheid – kan de bestuurder tegenover een derde persoonlijk aansprakelijk zijn voor het plegen van een onrechtmatige daad of een wanprestatie, dan wel wegens misleiding. Maar dan moet de bestuurder wel vooraf geweten hebben dat de vereniging niet tot nakoming van de verplichtingen in staat zal zijn. De overige bestuurders kunnen ook worden aangesproken als gehandeld is op basis van een collectief bestuursbesluit. Een duidelijk verschil op dit punt tussen de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid en die met beperkte rechtsbevoegdheid is, dat bij een vereniging met beperkte rechtsbevoegdheid de bestuurders die de ‘beperkte’ vereniging binden [bijvoorbeeld bij aanschaf van verenigingsartikelen] hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schulden van die vereniging. De (kandidaat-)notaris kan u hierover verder informeren.